Ik was mezelf en daarna de baby. Hij stelde zichzelf en zijn vrouw. Ik ben mezelf niet. Hij kwam weer tot zichzelf. Hoelang woon je al op jezelf? Ikzelf houd niet zo van wijn, maar mijn man wel. Is dit boek een geschenk, of is het voor uzelf? De man van Marie is al hier, maar haarzelf heb ik nog niet gezien. Onze buren gaan op vakantie, maar wijzelf blijven dit jaar thuis. Komt Erik vanavond? Weet ik niet. Vraag het hemzelf. Ik houd zelf niet zo van wijn, maar mijn man wel. Zelf houd ik niet zo van wijn, maar mijn man wel. Onze buren gaan op vakantie, maar wij blijven zelf dit jaar thuis. Onze buren gaan op vakantie, maar zelf blijven we dit jaar thuis. Hij heeft een boek voor zichzelf gekocht. Het boek is voor hemzelf. Hij heeft dat huis zelf gebouwd. Ik wil dat liever zelf doen. Het huis zelf is klaar, de garage nog niet. Mijn overbuurman en ik groeten elkaar niet meer. Kunnen die twee elkaar vertrouwen? Wij lenen altijd boeken van elkaar. Kees en Rianne lijken op elkaar. Peter en Johan gebruiken altijd elkaars pennen. Sanne en Karin dragen soms elkaars kleren.